Wanneer je gaat beginnen met anticonceptie of gaat wisselen van anticonceptiemethode, is het belangrijk dat je er een kiest die voor jouw persoonlijk geschikt is. Het is belangrijk over nauwkeurige informatie te beschikken en openlijk met je partner over de opties te praten. Het is ook belangrijk om na te denken over hoe goed elke methode werkt, de mogelijke bijwerkingen, hoe gemakkelijk ze te gebruiken zijn en hoeveel de kosten zijn.

Welke methode je uiteindelijk kiest, hangt af van een aantal factoren. Allereerst je algemene gezondheid, levensstijl en relaties. Daarnaast het risico dat je loopt op een seksueel overdraagbare aandoening (soa) en hoe belangrijk het is dat je niet zwanger wordt.

Sommige methoden vergen meer inspanning dan andere. Je zult moeten nadenken over welke optie het beste bij je past. Kies je bijvoorbeeld voor orale anticonceptie, dan moet je eraan denken elke dag een pil te slikken, terwijl als je voor het anticonceptie-implantaat kiest, dat wel drie jaar kan blijven zitten. Het is belangrijk om de voor- en nadelen af te wegen en na te denken over hoe elke methode voldoet aan uw huidige en toekomstige behoeften.

Welke vormen van anticonceptie zijn er?

Allereerst is het dan natuurlijk handig om te weten welke opties er zijn. Deze worden hieronder opgesomd. 

  • Anticonceptiering: hierbij breng je maandelijks zelf een hormoonhoudende ring in de vagina. De ring moet drie weken blijven zitten, daarna is er een stopweek. Je voelt de ring na het inbrengen niet zitten en ook bij het vrijen hebben de meeste stellen nooit last van de ring.
  • Anticonceptiepleister: eenmaal per week plak je een hormoonpleister. Dit doe je drie weken achter elkaar. Daarna volgt een stopweek.
  • Anticonceptiestaafje: dit implantaat wordt onderhuids door de arts ingebracht en geeft gedurende drie jaar progestageen af. Er is geen stopweek, waardoor je de menstruatie niet kunt verschuiven of overslaan. Het patroon waarop de menstruatie optreedt kan veranderen. Menstruaties kunnen ook helemaal uitblijven. Wanneer het staafje is verwijderd ben je gelijk weer vruchtbaar.
  • Hormoonhoudend spiraaltje: wordt door de arts in de baarmoeder gebracht en geeft gedurende vijf jaar progestageen af. Vanwege het ontbreken van een stopweek heb je bij een hormoonhoudend spiraaltje geen invloed meer op de timing van de menstruatie. Ook kan het patroon van de menstruaties veranderen of kan de menstruatie geheel stoppen.
  • Koperspiraaltje: het koperspiraaltje wordt door de arts in de baarmoeder gebracht en kan tot vijf jaar blijven zitten. Het koper maakt de zaadcellen inactief. Als er toch bevruchting optreedt, zorgt het spiraaltje ervoor dat de bevruchte eicel zich niet kan innestelen in het baarmoederslijmvlies. Aangezien het koperspiraaltje geen hormonen bevat, heeft het geen invloed op het menstruatiepatroon. Wel kunnen de eerste menstruaties na plaatsing pijnlijker zijn.

Wisselen van anticonceptiepil 

Ervaar je veel bijwerkingen die gepaard gaan met de ene anticonceptiepil, kan het verstandig zijn een andere anticonceptiepil uit te proberen. De ‘gewone’ anticonceptiepil bestaat uit een oestrogeen hormoon en een progestageen hormoon. Deze hormonen komen ook van nature in je lichaam voor. De menstruatiecyclus wordt bepaald door de schommelingen in de bloedspiegels van deze hormonen. De hormonen uit de pil geven daarom vaak bijwerkingen die je tijdens een normale menstruatiecyclus zonder gebruik van de pil ook kunt ervaren.

De meest voorkomende bijwerkingen door oestrogenen zijn hoofdpijn, gespannen borsten, verminderd libido en misselijkheid. Progestagenen hebben vooral invloed op je stemming, gewicht, je huid en je haar. Een ernstiger bijwerking van progestagenen is een verhoging van de kans op trombose.

Bij oestrogene bijwerkingen

Wanneer je bijwerkingen ervaart die waarschijnlijk te maken hebben met het oestrogeen in de pil, zijn er verschillende mogelijkheden die je kunt proberen:

Anticonceptiepil met een lagere dosering oestrogeen: deze pillen geven soms minder bijwerkingen, maar geven wel een grotere kans op tussentijds bloedverlies (spotting) en doorbraakbloedingen. 
Anticonceptiepil met een ander soort oestrogeen: bij sommige vrouwen geeft een ander soort oestrogeen minder oestrogeenachtige bijwerkingen. Het is echter niet aangetoond dat bepaalde oestrogenen aanmerkelijk minder bijwerkingen geven.

Bij progestagene bijwerkingen

Bij bijwerkingen van de pil die waarschijnlijk worden veroorzaakt door het progestageen, is er naast overstappen op een geheel andere anticonceptiemethode ook nog een andere optie:

  • Anticonceptiepil met een ander progestageen: anticonceptiepillen worden ingedeeld in verschillende generaties, afhankelijk van het soort progestageen. Van de pillen van de tweede generatie is aangetoond dat ze het kleinste risico op trombose geven. Deze pillen hebben daarom de voorkeur. Ervaar je bijwerkingen die te maken kunnen hebben met het progestageen, dan kan overstappen op een pil met een ander progestageen soms verbetering geven. Wees ervan bewust dat het (kleine) risico op trombose hierdoor mogelijk iets groter wordt.

Bespreek de verschillende opties voor anticonceptie met je huisarts om tot een goede methode te komen, die specifiek bij jouw behoefte past.